Limes – verklarende woordenlijst

aardewerktypologie De ontwikkeling in vorm en decoratie van aardewerk serviesgoed door de eeuwen heen is inmiddels goed bekend. Zo goed dat in veel gevallen aan een bepaalde kom, bord of pot door aardewerkspecialisten een datering worden gehangen (zie ook dateringsmethoden).
ala (mv. alae) Letterlijk: vleugel of flank. Benaming voor de cavalerie van de hulptroepen (auxilia). Een ala bestond uit 500, 800 of 1000 ruiters.
amphora (mw. Amphorae) Van oorsprong een Grieks woord. Een amfoor is een grote aardewerken kruik met twee oren en een deksel. De punt loopt spits toe. In dergelijke kruiken werd wijn, olijfolie of honing getransporteerd en bewaard.
armamentarium Wapenmagazijn in een legerkamp, ondergebracht in een deel van de vertrekken uit het hoofdkwartier (principia ). De soldaten hadden ook bij hun slaapvertrekken nog een kleine opslagruimte (arma) voor wapens en andere materialen.
auxilia Hulptroepen van het legioen, bestaande uit 500 en later 1000 man: een ala of cohors quingenaria. Er waren ook troepen op dubbele sterkte: een ala of cohors miliaria. De bevelhebber van een hulptroep heette praefectus.
Deze mannen bezaten niet het Romeinse burgerrecht en konden daardoor niet in dienst treden bij het legioen. Na afloop van hun diensttijd kregen de veteranen en hun vrouw en kinderen als dank het Romeinse burgerrecht.  Er zijn drie soorten hulptroepen: cavalerie (alae), infanterie (cohortes peditatae) en troepen met beide (cohortes equitatae).
Het Nederlandse deel van de Limes werd vooral bewaakt door hulptroepen. Deze bestonden meestal uit peregrini(vreemdelingen). De Romeinen sloten bondgenootschappen met stammen in recent veroverde gebieden. De vreemdelingen in de hulptroepen zijn vaak leden van deze stammen.
Vanaf de tweede eeuw n. Chr.  gebruikten de Romeinen ook barbaarse troepen die zo weinig geromaniseerd waren, dat zij niet ondergebracht konden worden in auxilia. Deze troepen hebben de naam numeri.
beneficarii Soldaten die langs de wegen politie- en douanetaken uitvoerden.
bodemarchief Het totaal aan archeologische gegevens dat zich in de bodem bevindt. Dit zijn niet alleen de vondsten uit de bodem, maar ook de grondsporen en de fysisch geografische informatie.
burgus (mv. burgi) Mini-castellum voor ca. 160 soldaten. De functie van een burgus was om de ruimte tussen de legerkampen op te vullen en zo controle te houden over het grensgebied. Het aantal burgi nam vanaf de 3de eeuw n. Chr. toe. Vanaf het eind van de 2de eeuw n. Chr. werd in de burgus ook belasting geïnd.
canabae / canabae legionis  Civiele nederzetting buiten een legioenskamp (castrum). Een soortgelijk dorp buiten een hulptroepenkamp (castellum) heette een vicus. In het dorp woonden mensen die de soldaten volgden: familieleden, verkopers ambachtslui of boeren uit de omgeving. Een voorbeeld hiervan is het Oppidum Batavorum bij Nijmegen.
castellum (mv. castella) Fort voor hulptroepen (auxilia), meestal voor 500 man.
castrum (mv. castra) Legerplaats voor een of twee legioenen (legiones), in theorie bestaand uit 5500 of  11.000 Romeinse burgers.
civitas (mv. civitates) Een Romeinse provincia werd opgedeeld in kleinere districten met de naam civitas. Het was een kunstmatig ingestelde, zelfstandige bestuurlijke eenheid naar Romeins model. In veel gevallen sloot de oppervlakte van de civitas aan bij de bestaande territoria van de daar levende stammen. Elke civitas had een hoofdstad. Ook de civitas bestaat uit kleinere onderdelen: de pagi (ev. pagus). Lees ook het artikel Stad als strategie.
classis Germanica De Romeinse vloot in Neder-Germanië. Dit onderdeel had haar basis bij Keulen-Alteburg (Duitsland), en had steunpunten op diverse plaatsen langs de Limes.
cohors (mv. cohortes) Een legioen bestond uit 10 cohorten (4800 man). Een cohort (480 man) uit 6 centuriae (6 x 80 man) en een centuria uit 10 contibernia van 8 man.
cohors equitata (mv. cohortes equitatae) Onderdeel van de hulptroepen (auxilia) die bestonden uit infanterie, aangevuld met ruiters
collegium Gilde van ambachtslieden
colonia Net als nu waren steden er in soorten en maten. Een stad (civitas) kon bijvoorbeeld de titel colonia krijgen, wat inhield dat het een nederzetting was van Romeinse burgers. De titel municipium was de aanduiding voor een stad met stadsrechten. Het woord vicus duidde op een stad zonder stadsrechten.
dateringsmethoden Onderzoekers willen graag weten hoe oud iets is. Soms kunnen ze alleen maar constateren dat een voorwerp dat dieper in de bodem ligt er langer zit en dus ouder is (relatieve datering). Tegenwoordig kan in veel gevallen een jaartal of een periode worden vastgesteld (absolute datering). Dat kan bijvoorbeeld als er munten zijn gevonden met afbeeldingen van keizers zodat numismatisch onderzoek kan plaatsvinden, als eikenhout is gevonden waarvan de jaarringen goed leesbaar zijn (dendrochronologisch onderzoek), als botmateriaal of plantaardig materiaal is opgegraven voor een koolstofdatering of aardewerk is opgegraven waarvan de ontwikkeling in vormen en decoratie bekend is (aardewerktypologie). Dakpannen en aardewerk uit de Romeinse tijd kunnen bovendien voorzien zijn van stempels van de fabrikant / het producerende legeronderdeel, wat archeologen een extra dateringsmogelijkheid biedt.
dendrochronologie Dateringstechniek die gebruikmaakt van de dikte van jaarringen in (eiken)hout. De dikte van de jaarring hangt af van het klimaat in een bepaald jaar. De schommelingen in diktes zijn voor alle bomen uit een bepaalde streek in dezelfde periode gelijk. Omdat de ene boom ouder wordt dan de andere bevat hij meer of minder jaarringen. Inmiddels bestaat er een kalender van jaarringen, die is gemaakt door stukken hout met deels overlappende jaarringdiktes aan elkaar te passen en terug te tellen om de jaartallen eraan te verbinden. Die kalender maakt het mogelijk om, zelfs voor hout van duizenden jaren oud, een jaartal en seizoen voor het kappen vast te stellen (zie ook Ringlab ROB)..
fabrica
(mv. fabricae)
Werkplaats van militairen, legerfabriek.
fibula
(mv. fibulae
)
Mantelspelden, doorgaans van brons. Deze modegevoelige speld is voor archeologen een bruikbaar dateringsmiddel. Fibulae van zilver en/of zeer groot van afmeting waren niet voor dagelijks gebruik maar deden dienst als statussymbool.
Forum
(mv. fora)
Marktplaats en ontmoetingsplaats in het centrum van een stad. Om goederen of voedsel te kunnen verhandelen, moest een stad marktrechten bezitten.
fossa Gracht of kanaal. Rond legerkampen lagen verdedigingsgrachten: de fossa fastigata (spitsgracht: v-vormig) en de fossa puncia (met een steilere wand aan de buitenzijde). Fossa Corbulonis, de gracht of het kanaal dat ten tijde van Corbulo is gegraven.
fysische geografie Studie van de bodemlagen. Aan de hand hiervan kan de ontwikkeling van het landschap door de eeuwen heen worden gereconstrueerd.
gem Halfedelsteen of glas met een afbeelding erin gesneden, oorspronkelijk in een ring bevestigd.
Germania Inferior Provincie van het Romeinse Rijk, met Keulen als hoofdstad. De provincie bevat naast het Nederlandse deel van de provincie ook locaties in Duitsland (Nordrhein-Westfalen). Een bekend voorbeeld is Xanten.
gladius Kort zwaard van een infanterist, oorspronkelijk afkomstig uit Spanje.
graffito (mv.graffiti) Inscripties die soldaten en burgers op aardewerk krasten, in metaal ponsten of op muren schilderden. Meestal bedoeld om de naam of het legeronderdeel waartoe men behoorde aan te geven.
grondboring Grondboringen geven archeologen een eerste indruk of en waar iets in de bodem zit van een bepaald terrein. Aan de hand van die resultaten wordt pas besloten of opgraven zin heeft en of er geen andere mogelijkheden zijn om zo’n plek te beschermen. Als archeologen willen weten hoe de opbouw van de bodem er ter plaatse uitziet, verrichten zij op een terrein volgens een uitgezet rasterpatroon grondboringen. De boor is hol en werkt hetzelfde als een appelboor. In plaats van een klokhuis halen de onderzoekers een staaf grond naar boven. Aan de opbouw en samenstelling van de grond kan een specialist zien of de bodem geschikt was voor bewoning. Soms zitten in de opgeboorde grond al restjes houtskool, aardewerkscherfjes of botresten. Dan is de aanwezigheid van mensen op die plek al duidelijk.
grondsporen Wanneer mensen een sloot graven, een huis bouwen of de grond omploegen, kan dit eeuwenlang in de bodem zichtbaar blijven. Als houten palen of hekwerken vergaan, laten ze donkere verkleuringen achter in de bodem. Wanneer in een opgravingsput donkere vlekken te zien zijn, kan de archeoloog zien wat deze grondsporen betekenen. De grondsporen vormen samen met de vondsten en het landschap de basis voor het verhaal van een vindplaats.
horreum (mv. horrea) Graanopslagplaats
hypocaustum Vloerverwarmingssysteem, veel toegepast in badvertrekken. Hierbij is de vloer van een vertrek op stenen pijlers gebouwd, die weer op een tegelvloer stonden. In de holle ruimte kon hete lucht stromen, afkomstig van een vuur. Wanneer in de wand ook holle buizen waren gemetseld, was er naast vloerverwarming ook wandverwarming.
insula Batavorum Letterlijk: eiland van de Bataven. De Romeinse schrijver Tacitus omschreef het leefgebied van de Bataven als een eiland. Geen gekke omschrijving voor het rivierengebied tussen de Rijn en de Waal.
interpretatio Romana De goden van overwonnen stammen werden door de Romeinen vergeleken met hun eigen goden. Zo werd bijvoorbeeld Wodan gelijkgesteld aan Mercurius.  De Romeinse schrijver Tacitus noemde deze uitwisseling of combinatie van namen en eigenschappen de interpretatio Romana, de visie van de Romeinen.
Itinerarium Antonini Augusti Het reisboek van Keizer Antoninus (derde eeuw n. Chr). De gids bevat gedetailleerde lijsten met de wegen van het Romeinse Rijk.
koolstofdatering Alle levende organismen bevatten radioactieve koolstof (C-14). Zodra een mens, dier of plant sterft (of bijvoorbeeld de boom gekapt wordt), neemt de hoeveelheid koolstof met een bekende snelheid af. Door te meten hoeveel radioactieve koolstof (C-14) organisch materiaal nog bevat, kan het sterfjaar worden gevonden.
legio (mv. legiones) Het Romeinse leger bestond uit legioenen, vanaf de eerste eeuw v. Chr. 28 stuks. Een legioen bestond uit 5000/6000 soldaten die het Romeinse burgerrecht bezaten. De legioenen hadden nummers en bijnamen. Afkortingen daarvan worden bijvoorbeeld teruggevonden in gestempelde dakpannen: LXG stond voor het Legio X (10 dus) Gemina. Het tiende legioen was in 71 n. Chr. gestationeerd in Nijmegen en vertrok in 104 n. Chr. naar Hongarije. Vondsten met legioensstempels betekenen voor archeologen bruikbare dateringen omdat de troepenbewegingen inmiddels bekend zijn.
leuga (mv. Leugae) Keltische lengtemaat, gelijk aan 1,5 Romeinse mijlen, nu 2,2 km.
Limes Letterlijk: grensweg. Algemene benaming voor de gehele noordgrens van het Romeinse Rijk.
m(ilia) p(assuum) Letterlijk: duizend passen. Op mijlpalen werd het afgekort tot M. P. en was het de aanduiding voor een Romeinse mijl, nu ongeveer 1,5 km.
mansio Benaming voor de stopplaatsen langs de wegen. Deze herbergen boden de reiziger onderdak, wasgelegenheid en de mogelijkheid om van paard te wisselen.
moles (mw. molis) Dam
monumentenwet De Nederlandse Monumentenwet zorgt ervoor dat bijzondere archeologische terreinen tot monument verklaard kunnen worden en behouden blijven voor latere generaties. In 2005 zal de monumentenwet een bijzondere aanpassing ondergaan. Die bestaat eruit dat bij grote bouwprojecten vooraf archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Zo kan het bodemarchief beter worden beschermd. Wanneer behoud van de vindplaats niet mogelijk is, kan worden besloten om een opgraving uit te voeren.
municipium Net als nu waren steden er in soorten en maten. Een stad (civitas) kon bijvoorbeeld de titel colonia krijgen, wat inhield dat het een nederzetting was van Romeinse burgers. De titel municipium was de aanduiding voor een stad met stadsrechten. Het woord vicus duidde op een nederzetting zonder stadsrechten.
numeri Troepen van barbaarse herkomst, die geen regulier onderdeel van het leger waren. Ze werden gevormd na ongeregeldheden langs de grens en ingezet vanaf het eind van de 2de / begin van de 3de eeuw na Chr. Ze verbleven dikwijls in een burgus.
numismatiek Wetenschap die munten bestudeert. Voor archeologen zijn munten een belangrijk dateringsmiddel. Portretten van keizers en andere afgebeelde personen helpen bij het vaststellen van een jaartal omdat regeringsperioden bekend zijn.
oppidum Versterkt heuvelfort of kleine stad.
pagus Regio van een civitas.
palissade Omheining van houten palen die dient ter verdediging of beschutting.
peregrini Letterlijk: vreemdelingen. Inwoners van het Romeinse Rijk die geen burgerrechten bezaten.
porticus Zuilengalerij. In de Romeinse architectuur bijvoorbeeld toegepast rond binnenplaatsen en bij tempels.
praetorium Huis van de commandant en zijn familieleden in een legerkamp (zowel in castella als in castra). Dit huis was luxe uitgevoerd en bezat een hal, eet- en slaapkamers rond een binnenhof en een badgebouw. De officierswoningen lagen rond het hoofdkwartier (principia).
principia Het hoofdkwartier in castella en castra. Tevens het grootste gebouwencomplex in het legerkamp, bestaand uit verschillende vleugels rond een binnenplein.
provincia Door Rome veroverd en bestuurd gebied (provincie) buiten Italië. Voorbeelden hiervan zijn: Neder-Germanië (Germania Inferior) en Gallië (Gallië Belgica).
pugio Romeinse dolk die van oorsprong uit Spanje kwam.
romanisatie Het overnemen van Romeinse gewoontes en gebruiken door de inheemse bevolking. Het leger speelde hierbij een grote rol.
statio Wachtpost, een toren met een gracht er omheen.
stilus Bronzen, zilveren of benen schrijfstift waarmee de Romeinen in een met was bestreken plank krasten. Met de scherpe kant werd geschreven; de platte zijde diende om de was weer glad te strijken.
stroomruggen oude rivierbeddingen, die door afzettingen meestal verhoogd in het landschap liggen
Suetonius Suetonius leefde van ongeveer 70 tot 135 nC. Zijn bekendste werk is De Vita XII Caesarum (Het leven van de twaalf keizers).
Tabula Peuteringeria Kaart van Peutinger, genoemd naar de eigenaar in de 16de eeuw. Het is een kaart waarop alle belangrijke wegen en plaatsen van het Romeinse Rijk staan aangegeven. De Kaart van Peutinger toont de wereld ten tijde van keizer Augustus (27 v. Chr. 14 n. Chr.). De kaart zelf is niet Romeins; het is een middeleeuwse kopie.
Tacitus Tacitus was geschiedschrijver en etnograaf. Hij leefde van ca. 54 tot ca. 120 na Chr.
terra sigillata Betekent letterlijk ‘gestempelde aarde’. Lees ook dit artikel over terra sigillata
thermen Badhuis
tunica Wollen hemd zonder mouwen, dat werd gedragen door zowel mannen als vrouwen.
umbo Schildknop
valetudinarium Veldhospitaal in een legerkamp.
Verdrag van Malta Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) te bewaren en beheersmaatregelen te nemen om dit mogelijk te maken. Daar waar behoud niet mogelijk is, betalen de bodemverstoorders het archeologisch (voor)onderzoek en mogelijke opgravingen. Het Verdrag van Malta wordt in 2005 ingepast in de Nederlandse wet. Tot die tijd wordt er wel gewerkt in de geest van Malta. Klik hiervoor meer informatie.
vexillatio Detachement soldaten dat een speciale taak uitvoerde en daarvoor los van het leger opereerde.
via Weg
via principalis, via praetoria, via decumana Hoofdwegen van een legerkamp. De via principalis liep dwars door de breedte van het kamp. De in het midden loodrecht daarop staande weg had twee namen: via praetoria (die leidde naar boven) en via decumana (die leidde naar beneden).
vicus Niet-militair kampdorp buiten een castellum (zie ook canabae). Wanneer het leger verdween, kon het dorp blijven bestaan. Net als nu waren nederzettingen er in soorten en maten. Een stad (civitas) kon bijvoorbeeld de titel colonia krijgen, wat inhield dat het een nederzetting was van Romeinse burgers. De titel municipium was de aanduiding voor een stad met stadsrechten. Het woord vicus duidde op een nederzetting zonder stadsrechten.
villa (mv. villae rusticae) Grootschalig landbouwbedrijf met een stenen hoofdgebouw in Romeinse stijl.
vindplaats Een plek waar zich iets van archeologische waarde in de bodem bevindt/bevond. Het woord kan worden gebruikt worden om aan te geven waar één voorwerp is gevonden, maar het kan ook gebruikt worden om aan te geven waar een hele nederzetting of grafveld ligt en zelfs om een plek te benoemen waarvan nog niet precies bekend is wat en hoeveel daar in de bodem zit.
votiefsteen zie wij-altaar
wachttoren Beveiligde observatie- en communicatiepost, bemand door soldaten.
Wij -altaar Offers aan de goden in natura vergingen snel. Dezelfde voedsel- en drankoffers, maar nu gebeeldhouwd in steen, gingen langer mee en bevatten bovendien uitgebeitelde teksten zodat de naam van de gever bekend werd en bleef. Deze altaren waren gewijd aan de goden. Ze werden in de heiligdommen geplaatst bij speciale gelegenheden, als dank voor bescherming of gevraagde gunsten.