Vanaf het begin van onze jaartelling verbleven de Romeinen in Vechten. Ze zouden bijna drie eeuwen blijven. Het fort Fectio was de uitvalsbasis voor veldtochten ten noorden van de Rijn en werd daarna waarschijnlijk de belangrijkste plaats binnen de gordel van grensforten. Vanaf de zestiende eeuw zijn veel Romeinse vondsten geborgen en is onderzocht welke resten zich nog in de bodem bevinden.
Langs de Romeinse grens (Limes)
Het grensfort (castellum) in Vechten (gemeente Bunnik) heette in de Romeinse tijd Fectio. Het werd in 4 – 5 n. Chr. gebouwd, tijdens de veldtochten van de latere keizer Tiberius (die regeerde van 14 – 37 n. Chr.). Samen met de forten in Velsen (Flevum) en Valkenburg (Praetorium Agrippinae) stamt het uit de tijd dat een nieuw offensief werd ingezet om het gebied ten noorden van de Rijn tot aan de Elbe te veroveren.
Het fort werd strategisch gebouwd op een natuurlijke verhoging in het terrein, op een plaats waar de Vecht destijds van de Rijn aftakte. Vanaf Fectio konden de Romeinen het vlootstation bij Velsen (Flevium) bereiken, via het Flevomeer en het oer-IJ. Het castellum diende ook als bevoorradingspunt. Toen in 47 n. Chr. keizer Claudius de troepen terugriep achter de Rijn, verloor Fectio zijn offensieve functie en werd het opgenomen in de verdedigingslinie langs de Rijngrens.
Het castellum Fectio ging net als vele andere in vlammen op tijdens de Bataafse opstand in 69/70 n. Chr. Na de opstand bouwden de Romeinen op dezelfde plaats een nieuw, groter fort. Dit fort bood ruimte aan een cohort van dubbele sterkte (cohors milliaria). Het is daarmee ruim twee keer zo groot als het even oude kamp in Zwammerdam.
Het is zeer waarschijnlijk dat na het vertrek van het tiende legioen uit Nijmegen (104 – 105 n. Chr.) Fectio het belangrijkste hoofdkwartier werd langs de Limes in Neder-Germanië. Bij het fort lag een nederzetting (vicus) en een grafveld. Tussen 211 – 235 werd het fort van hout grondig verbouwd, waarbij de muren en hoofdgebouwen in steen werden opgetrokken.
Rond 275 n. Chr. werden zowel het fort als het kampdorp verlaten. Het fort werd daarna waarschijnlijk gebruikt als steengroeve voor de bouw van kerken in Utrecht.
Daar lijken in elk geval de vondst van een tufstenen pad richting de rivier en enkele scherven op te wijzen. Het zal een vraag blijven of de Germanen het fort zo verwoest hadden dat het onbruikbaar was, of dat de dichtgeslibde Rijnarm het onbereikbaar en daarom onbruikbaar maakten.
Dankzij dakpanstempels (zie dateringsmethoden) en ingekraste grafitti zijn er details over de hier gelegerde garnizoenen. Zo is het fort aan het eind van de eerste eeuw de uitvalsbasis van het Cohors II Brittonum milliaria equitata, een infanterie-eenheid met een deel cavaleristen dat oorspronkelijk uit Brittania kwam en 1000 manschappen telde.
Ook de Cohors I Flavia Hispanorum equitata is hier in die tijd geweest, een soortgelijke eenheid, maar met 500 manschappen en oorspronkelijk afkomstig uit Spanje. In de tweede en derde eeuw n. Chr. lagen hier cavalerie-eenheden als de Ala I Thracum (uit Tracië, Bulgarije).
Wat is hier gevonden?
Het castelllum in Vechten (gemeente Bunnik) ligt ten westen van de in 1867 – 1870 aangelegde vesting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, op de zuidoever van wat eens een arm van de Rijn was. Bij de aanleg van die vesting zijn hele stukken van het gebied vergraven zonder uitvoerige documentatie. De weinige gegevens die er zijn, maken aannemelijk dat hier een groot deel van het dorp lag en een aanzienlijk grafveld. Tussen 1829 en 1947 zijn kleinschalige opgravingen gedaan bij het fort (castellum), de nederzetting (vicus) en grafvelden. Tussen 1988 en 1996 is een deel van de vicus nader onderzocht omdat de snelweg A12 verbreed werd. Behouden bleek niet mogelijk en opgraven was daarom de enige oplossing.
Het fort heeft drie grote bouwfasen gekend. Zo werd het terrein meerdere malen opgehoogd, wat niet zo gek was in de nabijheid van de Rijn. Het werd ook uitgebreid. De Romeinen gebruikten de oorspronkelijke oever als kade. De oeverwal damden zij in met houten caissons, gevuld met aarde en afval uit de nederzetting. Ook scheepswrakken dienden als kadeversterking, zo bleek uit de opgravingen. In de buurt van het castellum troffen archeologen kadewerken aan. Tussen de in de Rijn geramde palenrijen werd al in 1892-1894 een Romeins scheepswrak gevonden.
In 1869 is een altaar gevonden, gewijd aan de (Belgische) godin Viradecdis. De inscriptie vermeldt dat het altaar is opgericht door Tongerse schippers die in Fectione verbleven. Hierdoor weten we de naam van het fort. Op de Kaart van Peutinger staat de naam Fletione, maar die geldt sindsdien als een verschrijving van Fectione. De archeologen vonden ook een stenen kop van de Egyptische god Serapis. Een opmerkelijke vondst uit 1996 was een complete bronzen steelpan.
Wat is hier ter plaatse te zien?
De plaats van het castellum in Vechten (gemeente Bunnik) is alleen af te lezen aan een verhoging in het terrein, direct ten westen van het fort van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vrijwilligers van fort Vechten bouwden ter plaatse een Romeinse wachttoren na. In de toren werd onder meer een permanente expositie van de opgravingen ondergebracht. De wachttoren is op 16 mei 2004 geopend.