Banketgen, Ontbijtgen, Koocken of Fruytagie, zo werden stillevens met spijs en drank in de 17de eeuw genoemd. Daarbij werd onderscheid gemaakt naar wat op het schilderij was afgebeeld. Er was veel vraag naar stillevens in die tijd. In de calvinistische Noordelijke Nederlanden was de kerk als opdrachtgever weggevallen en het hof speelde geen belangrijke rol. Schilders waren grotendeels aangewezen op particuliere opdrachtgevers, die onder andere stillevens kochten om hun huizen mee te verfraaien. Stillevens met drank en voedsel geven een goed beeld van de welvaart die de Nederlanden in de 17de eeuw kenden. Zij boden schilders de gelegenheid om hun vakmanschap te tonen in het realistisch weergeven van een rijke dis.

Stilleven met kazen, Floris Claesz van Dijck, 1610-1620, olieverf op paneel, 44,5 x 62 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Ontwikkeling
Op stillevens van dit genre uit het begin van de 17de eeuw valt op dat de tafel vanuit een hoog standpunt is weergegeven. De voorwerpen op tafel zijn zo geplaatst dat ze elkaar niet of nauwelijks overlappen en bijna volledig in beeld komen.
Op zo’n zogenaamd uitgestald stilleven is de tafel vaak deels bedekt met damast met daarop verschillende soorten tafelgerei, vruchten, noten, wijn, broodjes en kaas. De kleuren zijn helder. Dit type stilleven komt rond 1610 tot volle bloei in Haarlem en blijft bestaan tot ongeveer 1625.

Stilleven met kalkoenpastei, Pieter Claesz, 1627, olieverf op paneel, 75 x 132 cm, Rijksmuseum Amsterdam
Stilleven, Willem Claesz Heda, 1634, olieverf op paneel, 82,5 x 111,2 cm, Rijksmuseum Amsterdam
Stilleven, Abraham Hendricksz van Beyeren, 1640-1680, olieverf op doek, 126 x 106 cm, Rijksmuseum Amsterdam

Niet lang daarna ontstaan stillevens waarin voorwerpen worden afgebeeld in een natuurlijker compositie. Het standpunt wordt lager, voorwerpen overlappen elkaar en de kleuren zijn wat meer ingetogen, zoals op Stilleven met kalkoenpastei van de Haarlemse schilder Pieter Claesz. Deze ontwikkeling zet zich voort in stillevens die nog rustiger en afgewogener zijn wat betreft compositie en kleur. Een mooi voorbeeld hiervan is het afgebeelde stilleven van Willem Claesz Heda, eveneens uit Haarlem afkomstig. In het derde kwart van de 17de eeuw maken schilders als Abraham van Beyeren, Jan Davidszn de Heem en Willem Kalf juist weer gebruik van uitgebreidere composities en uitbundige kleuren. In deze pronkstillevens worden objecten uit verschillende soorten stillevens gecombineerd. Fruit, taart, groente, vaatwerk, zilverwerk, glas en soms ook bloemen vormen samen een overweldigend sierstuk.

Stofuitdrukking
In dit soort stillevens kon een kunstenaar bij uitstek laten zien hoe geweldig hij zijn vak verstond. De zachte huid van perziken naast de glans van druiven, grove kaas naast zachte kaas, de vacht van een konijn naast de veren van een kalkoen, de harde schelp van een oester met de zachte zeevrucht erin. Het fijne weefsel van damast of linnen, de glans van zijde, de harde bast van een noot, een citroen die half is geschild, de weerkaatsing van licht in een glas, de figuren in Delfts blauw porselein. De schilders van deze stillevens verstonden als geen ander de kunst om de textuur (stofuitdrukking) van de afgebeelde voorwerpen levensecht te doen lijken. Belangrijk daarbij was de overtuigende weergave van de specifieke kleur en textuur van een object.

Overdaad schaadt
Op een aantal vroege stillevens met voedsel en drank is op de achtergrond een bijbelscène afgebeeld zoals de verleiding van Christus door de duivel. Deze stukken zijn te vergelijken met de keukenstukken waarin de aardse geneugten de mens afleiden van zijn geloof. Op de hierboven beschreven stillevens komt geen duidelijke verwijzing naar een bijbelverhaal voor. Toch is het heel goed mogelijk dat de schilders door het afbeelden van vergankelijke, luxe objecten waarschuwden tegen een overdaad aan aardse goederen.